is vanaf 26 januari a.s. een nieuwe wisseltentoonstelling te zien
met de titel “Waar zijn ze gebleven?”.
Die vraag moet tevens een antwoord inhouden.
Dat antwoord komt uitgebreid aan de orde in de expositie.
Het woord ‘ze’ in de titel van de tentoonstelling slaat in dit geval, bijna vanzelfsprekend, op sleepboten. Het is een eigenaardig gegeven dat bemanningsleden heel vaak iets hebben met de boten waarop ze gevaren hebben. Het zijn als het ware een soort familieleden geworden die je niet uit het oog verliest, ook al vaar je niet meer of vaar je op een andere boot. Dat gevoel is niet zo vreemd als je bedenkt dat een bemanning volledig afhankelijk is van zijn schip. Je moet onder alle omstandigheden erop kunnen vertrouwen.
Nederlandse rederijen varen met betrouwbare sleepboten en dat weet men in het buitenland ook. Vandaar dat als de vaartuigen naar Nederlandse maatstaven toe zijn aan vervanging, men in het buitenland ze nog heel graag overneemt. Het onderhoud is vrijwel altijd punctueel uitgevoerd en dat is een belangrijke factor om zo’n boot aan te kopen. Hetzelfde geldt voor in Nederland of onder Nederlandse supervisie in het buitenland gebouwde sleepboten. Er is aangetoond dat ze lang mee kunnen en technisch up to date zijn.
Met grote regelmaat werden in het verleden, en ook nu nog steeds, sleepboten naar het buitenland verkocht. Ze verdwijnen dan uit het zicht van lokale fotografen. Toen er nog geen internet bestond en alle foto’s analoog werden gemaakt was het ontbreken van goede communicatiemiddelen een handicap om te achterhalen wat er met de vaartuigen was gebeurd. Lloyds Register hield weliswaar de levensloop goed bij, maar die informatie stond niet ter beschikking van iedereen en was vaak al door de tijd achterhaald. Soms kwamen zeelieden in buitenlandse havens voormalige Nederlandse sleepboten tegen en zetten ze dan met beperkte middelen op de plaat.
Die plaatjes zijn gelukkig veelal in het museum bewaard gebleven.
Zo hebben we een opname van de voormalige Rozenburg uit 1906, gefotografeerd nog voor de Tweede Wereldoorlog onder de naam Taureau.
Taureau ex Rozenburg coll NSM
Na de oorlog werd fotograferen meer gemeengoed en werd ook de kwaliteit van de amateurfoto’s beter. Rederijen in het buitenland waren meer bereid om plaatjes op te sturen. Van in de jaren vijftig gebouwde slepers hebben we bijvoorbeeld foto’s van de voormalige Maas, Loire en Oostzee, nadat ze, niet toevallig, destijds aan dezelfde Philippijnse rederij waren verkocht. In het kader van de expositie zijn ook van andere rederijen foto’s uit het verleden achterhaald.
Zo kwam de Wijsmuller-stoomsleper Vlaanderen, gebouwd in 1921, via omzwervingen in Engeland kort na de Tweede Wereldoorlog terecht kwam bij toen nog de Nederlandsch-Indische Steenkolen Handel Maatschappij in Batavia.
Goos ex Vlaanderen NISHM coll NSM
Deze rederij zat vanwege haar door de vijandelijkheden uitgedunde vloot zeer om boten verlegen. Een ander voorbeeld is dat één van de klassieke motorsleepboten van Goedkoop Amsterdam aanvankelijk naar de sleepdienst van Wagenborg in Delfzijl ging om tenslotte aan een Griekse reder te worden verkocht. Daar vaart ze, voor zover bekend, nog steeds.
Het is een enorm voordeel dat in het digitale tijdperk het opsporen van voormalige Nederlandse vaartuigen een stuk eenvoudiger is geworden. Er zijn op het wereldwijde net tal van aanknopingspunten te vinden en als je geluk hebt vind je ook nog een foto erbij.
In de expositie vergelijken we de oorspronkelijke outfit van een sleepboot met die van hetzelfde schip in buitenlandse handen. De samenstellers van de tentoonstelling hebben daarbij de hulp gekregen van veel buitenlandse sleepvaartliefhebbers. Ook zijn er scheepsmodellen van in het verleden verkochte sleepboten geëxposeerd met een foto erbij die laat zien hoe de vaartuigen er later uitzagen. De oudste platen zijn van voor 1900 gebouwde zeesleepboten van Smit, die kort na indienststelling naar de Franse marine werden verkocht. Ze hebben nog tot na de Tweede Wereldoorlog dienst gedaan, een bewijs dat al in die tijd de Nederlandse scheepsbouw het predicaat ‘degelijk’ duidelijk verdiende.
Cormorant ex Dintel coll NSM
En passant wordt de actualiteit niet vergeten. Nog in december j.l. werd de Griekse sleepboot Christos XXII op de Nieuwe Waterweg gesignaleerd. Dat was ooit een vermaarde Nederlandse sleper. Op de terugweg naar haar thuishaven werd ze deze maand bij Zuid-Engeland aangevaren door haar eigen sleep en dreigde te zinken. Dankzij een te hulp geschoten sleepboot van het sleepbedrijf Iskes uit IJmuiden werd die ramp afgewend. Van het onfortuinlijke vaartuig en van meer dan 50 andere sleepboten die ooit hetzij naar een ver buitenland gingen, dan wel binnen Nederland opvallend van eigenaar verwisselden zijn foto’s van de schepen in oorspronkelijke outfit en in diverse gedaanten na verkoop te zien. Ook de bij de collectie scheepsmodellen zijn in de vitrines foto’s te zien hoe die slepers er later uitzagen.
Cycloop II als Telco Commander coll NSM
Dat kan soms verrassend uitpakken want van de Thames (1961)
en Clyde (1957) zijn bijvoorbeeld fraaie en kostbare zeegaande jachten gemaakt, die nog altijd de wereldzeeën bevaren. Bij de curiosa zijn plaquettes afkomstig van de voormalige (Smit)Rotterdam, die afgelopen week samen met zusterschip London in de Dominicaanse Republiek aan een onderneming die zich wereldwijd met het slopen van schepen bezig houdt werd verkocht en herdoopt is in Global Destiny.
De London heet vanaf nu Global Change. Het is de bedoeling dat beide vaartuigen te slopen schepen gaan slepen.
Een uitgebreide toelichting op de reeks schepen die in de loop van bijna anderhalve eeuw naar het buitenland ging is in de vorm van een tentoonstellingswijzer met veel foto’s en gegevens in het museum verkrijgbaar.
Vanaf 26 januari tot en met 2 juni a.s. bent u iedere dag
(behalve op maandagen) welkom van 13.30 tot 16.30 uur in het
Nationaal Sleepvaart Museum aan de Hoogstraat 1-3 in Maassluis
Zahraa ex IJsland foto EZ coll NSM